Uno is een ontzettend populair kaartspel. Het spel is eenvoudig, kan met grote groepen gespeeld worden en lijkt erg op het spel pesten. Uno wordt echter niet gespeeld met gewone speelkaarten, maar met speciale gekleurde kaarten met cijfers of bepaalde symbolen er op. Het spel is in ontzettend veel winkels te krijgen. Bijna elke speelgoedwinkel heeft het spel in de schappen liggen.
Het doel van het spel is, net als bij pesten, om zo snel mogelijk alle kaarten in je hand weg te spelen. Het spel is perfect voor spelletjesavonden of voor wanneer je visite hebt en is zo eenvoudig dat zelfs jonge kinderen vanaf zeven jaar het kunnen spelen. Het kan met maximaal tien mensen gespeeld worden en wordt uitgegeven door Mattel.
Uno kent een aantal variaties, maar de meeste gespeelde variant is de gewone basis. Daarom leggen we in dit artikel vooral de basisspelregels uit.
Uno spelregels
Om te beginnen met spelen, moeten alle kaarten geschud worden en krijgt elke speler zeven kaarten toegedeeld. Dit is opnieuw hetzelfde bij het spel pesten. Deze kaarten dienen geheim te blijven voor de rest van de spelers. De kaarten die nog overblijven als iedereen zeven kaarten heeft, worden afgedekt in het midden van de tafel gelegd. Van deze stapel draait iemand de bovenste kaart om, dit is het begin van het spel.
Een ronde spelen
De speler die aan de beurt is kijkt in zijn of haar hand of hij of zij iets op kan leggen. Kaarten mogen opgelegd worden als het gaat om eenzelfde waarde (zeven op zeven), of eenzelfde kleur (rood op rood). Ook zijn er een aantal actiekaarten die je op kunt leggen. Sommige van deze actiekaarten mogen ten alle tijden opgelegd worden, andere alleen op bepaalde momenten. De actiekaarten van Uno zijn:
De +2 kaart
Als je in een beurt de +2 kaart oplegt, “pest” je de persoon die na jou aan de beurt is. Je geeft hem of haar namelijk de opdracht om twee extra kaarten van de stapel in het midden te pakken. Een speler mag dit niet weigeren en moet doen wat er op de kaart staat. De speler die de kaarten moet pakken, mag nu ook geen beurt doen. Na de kaarten gepakt te hebben, is de volgende persoon aan de beurt. Een +2 kaart mag alleen gelegd worden op een kaart van dezelfde kleur of een andere +2 kaart.
De keer-om kaart
Deze kaart kan opgelegd worden om de speelrichting van je potje Uno te veranderen. Wanneer een speler een keer-om kaart oplegt, verandert de richting van de beurten in een ronde. Speelde je eerst met de klok mee? Dan speel je nu tegen de klok in, en andersom. Ook deze kaart mag alleen op een kaart van dezelfde kleur gelegd worden, of op een andere keer-om kaart.
De sla-beurt-over kaart
Deze kaart is vrij logisch, maar toch heel vervelend. Als de persoon die voor je aan de beurt is een sla-beurt-over kaart oplegt, mag je die beurt niet spelen en moet je een hele ronde wachten tot je weer een kaart op mag leggen. Dit kan gebruikt worden om te voorkomen dat iemand kan winnen, of wanneer je vindt dat iemand nogal snel gaat. Ook deze kaart mag alleen opgelegd worden op een kaart van dezelfde kleur of een andere sla-beurt-over kaart.
De keuzekaart
Deze kaart kennen we van het spel pesten, alleen dan in een net andere vorm. In het pesten mag je bepalen welke kleur de kaarten die opgelegd worden moeten zijn met een boer, in Uno met de keuzekaart. Ben je het niet eens met de kleur die gespeeld wordt? Dan verander je hem gewoon! Je noemt dan de kleur die je wil en het spel gaat verder. Deze kaart mag altijd opgelegd worden.
De +4 kaart
Een +4 kaart is een van de beste pestkaarten in Uno. Niet alleen moet de speler na jou vier nieuwe kaarten pakken én een beurt overslaan, degene die een +4 kaart oplegt mag ook nog de kleur veranderen waarin verder gespeeld gaat worden. Let wel op: deze kaart mag alleen opgelegd worden als je écht niks anders meer kan.
Kun je geen gewone kaart meer opleggen én geen actiekaart? Dan zal je een nieuwe kaart moeten pakken van de stapel die in het midden van de tafel gemaakt is. Deze kaart mag meteen opgelegd worden als dit kan.
Einde van het spel en winnen
Op een gegeven moment heb je misschien nog maar één kaart over. Bij het pesten moet je dan “laatste kaart” zeggen, of op tafel kloppen. Bij Uno mag je “UNO” roepen wanneer je nog maar één kaart hebt. Doe je dit niet, dan moet je twee kaarten van de stapel pakken. Degene die als eerste al zijn of haar kaarten kwijt heeft weten te raken, wint het spel!